Deel 3
Na een lange heeeeeel vroege ochtend wandeling (of was het nog nacht??) in Duitsland en een rit met de airco op tien, komen we aan bij het Como-meer. Twee jaar terug stonden we op precies dezelfde plek maar toen waren ze nog druk aan het klussen om een boulevard langs het meer aan te leggen. Het is nog steeds niet helemaal klaar want Italianen zijn levensgenieters en er is altijd weer een morgen (of een jaar!) om verder te klussen. Het is eigenlijk te warm om te wandelen maar na zeven uur in de camper (met heel af en toe een plasstop op de parking bij een stinkend tankstation wat vervuild was met toiletpapier in de bosjes) willen we graag even de benen strekken. En bijna overal kun je het meer in lopen voor wat verkoeling. Korol is er niet uit te branden met die hitte en laat iedere keer een spoor van natte hondenpootjes achter op het hete asfalt.
Pootjebaden, onderwijl gezellig naar de eendjes kijken, af en toe een slokje drinken en Korol is helemaal in de flow van het relaxte Italiaanse leven. We wandelen weer terug naar de camper om in de schaduw te zitten en wachten tot een uur of negen om een iets langere wandeling te maken. Vorige keer waren we doorgewandeld naar Lecco wat een heel gezellig stadje is met veel mooie bezienswaardigheden. Nu is het echt te warm om er naar toe te gaan, maar gelukkig hebben we de foto’s nog!
Twee zwanen komen een kijkje nemen en laten ons trots hun kroost zien. Deze foto is voor Lucia die in de lente in haar tuin regelmatig twee eenden met een hele schare donzige nakomelingen op bezoek had, die het speciaal voor hen neergelegde kippenvoer kwamen eten. Van het voer werden ze groot en sterk. Helaas niet sterk genoeg om overstekende auto’s tegen te houden.
En deze foto van twee blije paardjes die achter een laag muurtje stonden is voor Yvonne.
Bij ons plekje pal aan het meer met een uitzicht to-die-for, komt een kinderloos paar zwanen van heel dichtbij bekijken wat Wim op zijn ciabatta heeft. In Duitsland waren het nog heel kleine musjes die het brood wat we deelden bijna uit onze hand kwamen eten. Dit zijn iets grotere fladderaars die met een hoop geblaas op ons afkomen met maar één doel: jij hebt MIJN eten in je hand! Onze hondjes kijken het allemaal wat loom en ongeïnteresseerd aan. Korol heeft meer interesse in het brood dan in de zwanen.
OK, OK, je krijgt wat te eten maar je gaat het niet uit mijn hand trekken! Zit! Af! Niet echt goed afgericht die beestjes.
Na wat imposant gedrag door de vleugels heel wijd en boos uit te zetten, worden ze eindelijk wat rustiger als Wim begint uit te delen.
Buikjes vol, Wim honger, maar het levert leuke plaatjes op. Een uurtje later komt een mannetje op de fiets aan (een e-bike, dat dan weer wel), die de grote vissen in het meer wil vangen met een klein werphengeltje. Hij doet brood aan zijn haak, gooit nog wat extra panini langs zijn dobber om de vissen te lokken maar voordat een vis ook maar het idee kan krijgen om er een hap uit te nemen, hebben de zwanen het lokvoer al verorberd. Eentje duikt zelfs met zijn kop onder water om het brood van de haak te halen! Het mannetje haalt vlug zijn dobber binnen want je wilt natuurlijk niet zo’n boze zwaan-kleef-aan aan je haak. Of erger: een zwaan met een snavelpiercing. Dit gaat zo een tijdje door maar het mannetje geeft de strijd eerder op dan de zwanen. Vanavond voor hem geen vis bij de pasta. Weer wat later komen er twee kleine kleutertjes de zwanen voeren.
Het is prachtig bij het meer maar erg veel wandelwegen zijn er niet. Dwars door de wijk met wegrennende katten, druk blaffende honden en hard schreeuwende spelende kinderen is niet echt een optie en langs de boulevard is weinig schaduw. De bergen behorend bij ons dorpje zijn rotsachtig en niet geschikt om te wandelen. We rijden na één overnachting (in de late avond-uren met alle huis- en straatverlichting aan op de bergen lijken we in een sprookje terecht te zijn gekomen) door naar de Vallei van Brembana. Het is een plek bij een park met een hondenspeelplaats waar Lady en Chakir met veel kleine hondjes spelen. Het hondje van onze tijdelijke Italiaanse buurman is al meteen favoriet bij ons drietal. Een schattig klein Pincher-meisje (met een erg grote mond!) en ze heet Béba.
Wim gaat de ochtend naar de plaatselijke bakker voor de broodjes en loopt daarna door naar het info-kantoor voor wandelkaarten van de omgeving. Er staat een grote i op het bord bij de deur van een soort van VVV-kantoor en als dat nog niet duidelijk genoeg is, staat er “info” onder. Maar het is het gemeentehuis en daar hebben ze geen informatie over de omgeving. Een aardig meisje weet waar het wél te vinden is en wandelt met Wim een stukje verder de straat in waar zich een fan-shop vol voetbalshirtjes en -prullaria bevindt. Die man heeft (ondanks dat er geen i te vinden is op zijn gevel) informatie over de omgeving. Maar het is nog gesloten. Wim bedankt het meisje, loopt door, wordt een paar honderd meter verder luid toeterend en net zo luid gebarend staande gehouden door de man die in de winkel hoort te staan (tijdens openings-uren). Wim legt uit wat hij wil, man geeft Wim een lift naar de camperplek zodat hij daarna thuis de specifieke kaarten kan zoeken en ons dan weer weet te vinden. En inderdaad: een kwartier later staat hij met een map vol kaarten in “onze” parktuin. Hij klapt alle kaarten uit en wijst naar wandelroutes die de moeite waard zijn. We krijgen zelfs zijn visitekaartje voor het geval we verdwalen; dan kunnen we hem bellen zodat hij ons kan redden. Op het visite-kaartje staat zijn naam (vertelt hij erbij) met een bijbehorende functie van bouwvakker en dakdekker. Hij heeft ook nog een Bed & Breakfast. Hij staat in de voetbalwinkel en heeft verstand van de omgeving. Als dat geen druk baasje is! Maar wel heel erg lief dat hij al die moeite voor ons doet.
We beginnen vol goede moed aan een wandeling.
De aardige kaarten/bouwvak/dakdek/B&B/winkel-meneer zei er nog bij dat het eerste stuk het zwaarste deel was met de steile stijgingen. Na anderhalf uur zijn we nog steeds aan het stijgen over erg smalle rots-paadjes en droog liggende stroompjes met grote losse stenen. Als we een deel van de route af hebben gelegd, kunnen we kiezen om die te blijven volgen of een andere aansluitende route (die zooooooo mooi is) erbij te nemen. We kiezen de extra route (omdat ie zooooo mooi is) en een stuk voor Cavaglia switchen we van de 592C naar de 596. Af en toe moeten we wat klim-op of laaghangende takken aan de kant schuiven om de geschilderde wegbewijzering te kunnen vinden. Vaak is het gebleekt door de zon of afgesleten door andere wandelaars die over een pijl op straat lopen. Maar met een kaart, een navi en ons gezond verstand (we moeten omhoog!) gaat het goed.
We beginnen op een hoogte van 408 meter en het eindpunt is 1424 meter. Het lijkt of er alleen maar stijgingen zijn; nergens een relaxed stukje vlak om even op adem te komen. Gelukkig zitten we in de bergen waar een frisse wind waait en veel beschutting van de bomen is. Verder is het een bewolkt dagje en in de bergen is het een stuk minder benauwd. De ideale wandeltemperatuur. Toch komt het luie zweet eruit want het is af en toe klauteren op handen en voeten, of je omhoog trekken aan een boom. Als we stoppen om uit te rusten, krijg ik het ijskoud omdat mijn natte shirt klam is en dit niet snel droogt omdat de zon heel vaak achter de wolken zit. De Afghanen vinden het geweldig en trekken Wim alle kanten op. Korol schuift heel af en toe een beetje uit op zijn lange hoge stelten wat hij dan weer met een zielig piepje laat weten. Ondanks de vele stops, vertelt datzelfde gezonde verstand dat we na het behalen van de eerste bergtop op 1200 meter, om moeten draaien. We zijn drie en een half uur onderweg. Soms zien we mensen met klimmateriaal richting de hoge bijna kaarsrecht omhooglopende rotsen lopen om via de kortste weg de top te halen. We kijken halverwege de afdaling even om naar die toch ook al hoge bergtop waar we net op een stukje gras op het verder rotsachtige plateau even gingen zitten om te genieten van het prachtige uitzicht. Daar waar je roofvogels die op zoek zijn naar een sappig konijn beneden in de alm bijna aan kunt raken. Als we de route hadden blijven volgen, was er een lichte afdaling over een bergkam om daarna naar die 1424 meter te kunnen stijgen van de hogere berg die er langs ligt. Een snelle rekensom vertelt dat er dan zeker weer een uur of drie bij had gekomen met een nog hogere beklimming. De terugweg is anderhalf uur en we zijn beretrots op onze hondjes dat ze het zo verdomd goed hebben volgehouden. De dag erop wandelen we naar de andere kant van het dorp waar we uitzicht op “onze” berg hebben.
De rood omlijnde berg is waar we de top hebben bereikt en precies er achter ligt de hoogste berg in deze omgeving waar de route verder naar toe liep. Wim en de Affies zouden het zeker gehaald hebben. Ook in de tijd die er voor staat. Maar ja, samen uit, samen thuis.
Dit was de laatste inspannende lange wandeling die we hebben gedaan omdat de Afghaantjes vanaf nu de rust nodig hebben voor de grote wedstrijd over enkele dagen. Het is 250 kilometer naar het coursingterrein. En nee, die hoeven we niet te lopen!